Paul Davenport

Inspiratiebronnen

Paul Davenport

Er zijn mensen die in het verkeerde tijdperk zijn geboren. Paul Davenport is zo’n man, die eigenlijk thuis hoort in een eeuw van elegantie en galante cultuur, de tijd van lord Byron, Leo Tolstoi en Pjotr Illitsj Tsjaikovsky. Zijn passie is zelf een levend kunstwerk te zijn, met sabel en glacé handschoenen, een stoïcijnse huisknecht en exotische minnares... Door het romantische, maar onfortuinlijke huwelijk van zijn zuster met een Cypriotische avonturier werd hij reeds in de zestiger jaren, toen Pop-art de artistieke wereld beheerste, gegrepen door de Byzantijnse vormentaal en muziek.

Tijdens zijn eigen huwelijk in de anarchistische jaren van Provo en Fluxus, liet hij de bruiloftsgasten een vier uur durende Russisch orthodoxe liturgie ondergaan. Zingt hij heden ten dage in het Slavisch gemengd koor uit Zwolle, destijds vierde hij met het Hoorns Byzantijns mannenkoor triomfen in Lourdes. De Slavische muziektraditie en de beeldtaal van iconen inspireren hem al decennia, en sinds de ineenstorting van het communisme steeds meer mensen in de westerse wereld. Daarom spreken de schilderijen van Paul Davenport tot menigeen die in aanraking is gekomen met de rijke culturele traditie van het voormalige Oostblok.

Gegrepen door de Byzantijnse vormentaal



Paul Davenport gebruikte iconen aanvankelijk als kristallisatiepunt voor experimenten met twintigste-eeuwse schildertechnieken. Zijn eerste ‘Moeder Gods met drie handen’ begon als een spraycan- werk met gesjabloneerde ‘objets trouvé’, de techniek die hij tot perfectie heeft gebracht in zijn bizarre ‘funeraire kunst’ van beschilderde doodskisten voor mensen en desgewenst ook voor hun geliefde dierlijke huisvriendjes.

In zijn honger naar nieuwe wegen en technieken is hij vervolgens gaan experimenteren met directe assemblage van waardeloos materiaal. De ‘Madonna met kind’ is samengesteld uit een ventilatorblad en vele onderdelen van een gesloopte wekker. Het archaïsche beeldmateriaal van de icoonschildertraditie kreeg onder zijn handen een Dadaïstisch uiterlijk zonder aan directe zeggingskracht in te boeten.

In zijn fascinatie voor iconen gaat het hem niet specifiek om de afbeelding, maar steeds meer om het leven dat een dergelijk stuk achter zich heeft van traditie, devotie, beeldenstormen, trektochten van de ene schuilplaats naar de andere obscure opslagplaats. De huid van een icoon draagt sporen van liefdevolle aanraking, maar ook van onoordeelkundig gebruik en hardvochtige vervolging. Met zijn ervaring als restaurateur kent hij elk barstje en iedere vlek een plaats toe in het verloop van de eeuwen.

Een schilderij maken is voor hem een proces van herschepping van de beproefde en bestaande vorm- en beeldtaal van de icoonschildertraditie. Hij brengt zijn eigen afbeeldingen van bestaande topstukken uit Rusland en Griekenland met een schijnbaar ‘eeuwenoude’ verwering tot leven door schuren, schaven, vullen en meerdere lagen glaceren. En weer bewerken. De tand des tijds betrappen. Eindeloos experimenteren met alle mogelijke vormen van slijtage. Als restaurateur van origine treedt hij steeds meer terug en bewandelt de omgekeerde route: het toevoegen van sporen van ouderdom en slijtage, in plaats van het weer herstellen en de terugkeer naar de oorspronkelijke staat van het object. Daarmee baant hij zich een ongebruikelijk pad in de hedendaagse schilderkunst, die meer opheeft met innovatie dan met traditie. Met oogstrelende resultaten.

Biografie
Het heden
Gegrepen door de Byzantijnse vormentaal